Wijziging Beoordelingskader FPPPO
Het College gerechtelijk deskundigen heeft als wettelijke taak een openbaar register te beheren met forensisch deskundigen die aan de door het College vastgestelde registratie-eisen voldoen. De registratie-eisen worden in samenspraak met het veld uitgewerkt in een zogenoemd beoordelingskader per deskundigheidsgebied. Het beoordelingskader is een dynamisch document; het groeit mee met de tijd en de ontwikkelingen in de praktijk. Het College heeft in de collegevergadering van 21 juni jl. versie 5.0 van het Beoordelingskader FPPO definitief vastgesteld.
Het Beoordelingskader bevat de omlijning van het deskundigheidsgebied Forensische Psychiatrie, Psychologie en Orthopedagogiek (FPPO), de registratie-eisen voor de NRGD-registratie en een beschrijving van de toetsingsprocedure. De nieuwe versie van het Beoordelingskader geldt vanaf 1 september 2018.
Het College dankt alle rapporteurs en organisaties die hebben gereageerd op de voorgenomen wijzigingen in het Beoordelingskader. Op basis daarvan zijn enkele eisen bijgesteld.
Wij vatten de gewijzigde of aanvullende registratie-eisen nog even voor u samen.
1. Beroepsregistratie verplicht
In de praktijk blijkt dat het FPPO veld zo ver is dat iedereen een beroepsregistratie heeft. Voor de psychiaters was de beroepsregistratie (BIG) al een eis voor de NRGD-registratie. De beroepsregistratie gaat nu ook gelden voor de forensisch psychologen en orthopedagogen. Daarmee wordt het ook makkelijker voor de rapporteur. Er hoeven namelijk geen diploma’s meer toegestuurd te worden bij een aanvraag om (her)registratie. Er kan dan worden volstaan met een kopie-bewijs van de inschrijving in het BIG-register als arts en psychiater of als GZ-psycholoog dan wel een kopie-bewijs van de inschrijving in het SKJ-register als kinder- en jeugdpsycholoog of als orthopedagoog postmaster in het SKJ-register. Voorheen volstond de inschrijving in het NIP- of NVO-register, maar met de inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet is de uitvoering en toetsing van de beroepsregistratie in het jeugddomein ondergebracht bij het onafhankelijke SKJ-register. Het College heeft daarbij aangesloten.
Het College hecht veel waarde aan de beroepsregistratie, omdat de rapporteur daarmee aantoont over voldoende werkervaring in het vakgebied te beschikken, waarmee de aansluiting met de praktijk wordt behouden. Dat is naar het oordeel van het College voor het vak van forensisch rapporteur van essentieel belang. Een ander punt waar het College belang aan hecht is dat de BIG- of SKJ-geregistreerde rapporteur onder het wettelijk tuchtrecht valt.
Vanuit het veld is overwegend positief gereageerd op het verplicht stellen van de beroepsregistratie.
De registratie-eisen gaan als volgt luiden:
- Voor het deel-deskundigheidsgebied 003.1 FPPO Strafrecht volwassenen – psychiatrie en het deel-deskundigheidsgebied 003.3 FPPO Strafrecht Jeugdigen – psychiatrie moet de rapporteur zijn ingeschreven als arts en psychiater in het BIG-register en daarvan het bewijs overleggen.
- Voor het deel-deskundigheidsgebied 003.2 FPPO Strafrecht volwassenen – psychologie moet de rapporteur zijn ingeschreven als GZ-psycholoog in het BIG-register en daarvan het bewijs overleggen.
- Voor het deel-deskundigheidsgebied 003.4 FPPO Strafrecht Jeugdigen –psychologie en orthopedagogiek moet de rapporteur zijn ingeschreven als GZ-psycholoog in het BIG-register of als kinder- en jeugdpsycholoog postmaster in het SKJ-register of als orthopedagoog postmaster in het SKJ-register en daarvan het bewijs overleggen.
- Als bewijs geldt het bewijs van inschrijving in het BIG- of SKJ-register.
Overgangsregeling
De nieuwe regeling gaat per 1 september 2018 in. Uw huidige registratie blijft gewoon doorlopen. Pas bij uw aanvraag om herregistratie zal worden beoordeeld of u aan de eis van de beroepsregistratie voldoet.
Het College verwacht van alle rapporteurs die vanaf 1 september 2018 worden geregistreerd of geherregistreerd dat zij het NRGD informeren wanneer de beroepsregistratie tussentijds verloopt. Daarmee vervalt namelijk ook de grond voor de NRGD-registratie. De rapporteur kan dan in beginsel niet langer rechtstreeks door de officier van justitie worden benoemd, alleen nog door de rechter-commissaris.
2. Vigerende richtlijnen beroepsgroep
Bij het vaststellen van het Beoordelingskader FPPO baseert het College zich mede op de richtlijnen en best practices uit het veld. Het College kan ook zelf specifieke eisen ontwikkelen en heeft daartoe ook de bevoegdheid van de wetgever gekregen.
De rapporteur dient te rapporteren conform de vigerende richtlijnen en best practices, tenzij daarvan wordt afgeweken door het NRGD. (zie hierna onder 3. Onderzoekscontacten en 5. Toerekenen).
Het is de verantwoordelijkheid van de betreffende beroepsvereniging of organisatie om te zorgen dat de richtlijnen en best practices zijn afgestemd met de beroepsgroep, opdat deze op voldoende draagvlak kunnen rekenen.
3. Onderzoekscontacten
Om de kwaliteit van het onderzoek door een PJ-rapportage voldoende te kunnen borgen acht het College het van belang dat de rapporteur minimaal twee onderzoekscontacten heeft met de onderzochte ongeacht het type onderzoek. Daarvan kan worden afgeweken, maar dan moet de rapporteur wel in zijn rapport uitleggen om welke redenen dat is gedaan (‘comply or explain’).
De eis van minimaal twee onderzoekscontacten staat los van de eis van het aanbieden van het rapport in het kader van het inzage- en correctierecht (zie hierna onder 4). Bij onderzoekscontacten gaat het om het doen van onderzoek en niet om het bespreken van het advies en de inhoud van de rapportage.
De registratie-eis gaat als volgt luiden:
- De rapporteur dient minimaal twee onderzoekscontacten met de onderzochte te hebben, ongeacht het type onderzoek. Wanneer hiervan wordt afgeweken, dient de rapporteur dit uit te leggen in zijn rapportage.
Het College weet dat deze eis iets strenger is dan de kaders die hiervoor in de richtlijnen van het NIFP (die twee contacten adviseert) en de NVvP (dat zich niet uit laat over het minimum aantal onderzoekscontacten) zijn opgenomen. Het College meent echter dat gelet op de gangbare lijn in het tuchtrecht en mede gelet op de mogelijkheid om (gemotiveerd) van deze registratie-eis af te wijken, er geen redenen aan in de weg staan om de eis niet in te voeren.
Het College ontleent de bevoegdheid om deze eis vast te stellen aan artikel 51k van het Wetboek van Strafvordering in samenhang bezien met artikel 7 jo artikel 12 van het Besluit register deskundige in strafzaken.
4. Inzage- en correctierecht
De volgende eis over het inzage- en correctierecht is al opgenomen in versie 4.0 van het Beoordelingskader waaraan aanvragen om registratie of herregistratie thans worden getoetst. Wanneer ontwikkelingen in het veld of de tuchtrechtelijke jurisprudentie daartoe aanleiding geven, zal het College de eis heroverwegen.
De geldende registratie-eis luidt als volgt:
- De rapporteur dient het volledige conceptrapport ter inzage en correctie aan te bieden aan de onderzochte en/of diens wettelijke vertegenwoordiger. Als dat niet gebeurt, moet dit worden verantwoord in de rapportage. De reactie en de eventuele aanpassingen van feitelijke onjuistheden naar aanleiding van de inzage moeten in het rapport worden weergegeven.
5. Toerekenen
Het College heeft de volgende eis inzake het toerekenen definitief vastgesteld:
- De rapporteur dient de psychopathologie van de onderzochte en de doorwerking daarvan in het ten laste gelegde voldoende helder en genuanceerd te hebben beschreven, opdat de rechter voldoende informatie heeft voor het beantwoorden van de vraag naar het toerekenen.
Toelichting:
Bij de beoordeling van uw aanvraag om (her)registratie zal uw advies over de mate van toerekenen aan deze eis worden getoetst.
6. Tbs- en PIJ-verlengingsrapporten
Rapporteurs die naast reguliere rapportages TBS-verlengingsrapportages doen, moeten al enige tijd als extra rapport een TBS-verlengingsrapport insturen. Dat geldt nu ook voor rapporteurs die naast reguliere rapportages PIJ-verlengingsrapportages opmaken.
Het College heeft de volgende eis definitief vastgesteld:
- Rapporteurs die naast reguliere rapportages ook PIJ-verlengingsrapportages opmaken moeten als extra rapport een PIJ-verlengingsrapport insturen voor de toetsing door het NRGD.
Naar aanleiding van de reacties uit het veld wenst het College nog het volgende op te merken. Het College ziet vooralsnog niet de toegevoegde waarde van een specifiek deeldeskundigheidsgebied voor TBS- of PIJ-verlengingszaken. Gewaakt moet worden voor meer bureaucratie en een hogere administratieve belasting voor de rapporteur.
Het College meent dat het in staat is de kwaliteit te borgen van rapporteurs die reguliere en/of verlengingsrapportages doen door van deze rapporteurs te verlangen dat zij rapportages inleveren op basis waarvan de competenties in de volle breedte kunnen worden getoetst. De rapporteur die uitsluitend reguliere rapportages of verlengingsrapportages doet, hoeft dan ook alleen reguliere rapportages resp. verlengingsrapportages in te leveren voor de toetsing door het NRGD. De rapporteur die zowel reguliere als verlengingszaken doet, dient naast twee reguliere rapportages als derde rapport een verlengingsrapportage in te leveren.
7. Adolescentenrapporten
Met de inwerkingtreding van het adolescentenstrafrecht heeft het College bepaald dat rapporteurs adolescentenrapporten kunnen inleveren voor de NRGD-registratie voor zowel Jeugdigen als Volwassenen. Een ongewenst neveneffect van deze regeling is dat jeugdrapporteurs op basis van rapporten over enkel 17- en 18-jarigen voor een Volwassenen-registratie in aanmerking kunnen komen, terwijl ze nog niet eerder iemand ouder dan 22 jaar hebben onderzocht. Het College betreurt dat, omdat dit ten koste kan gaan van de kwaliteit van Volwassenen rapportages, te meer daar voor het rapporteren in de categorie Volwassenen specifieke competenties gelden. Het omgekeerde gaat ook op. Er zijn ook Volwassenen rapporteurs die een registratie voor Jeugdigen aanvragen en nog niet eerder een jeugdige jonger dan 18 jaar hebben onderzocht. Dit is reden voor het College geweest om de regeling bij te stellen.
Naar aanleiding van de reacties uit het veld waarbij aandacht is gevraagd voor de uitvoerbaarheid van de regeling heeft het College de eis als volgt vastgesteld.
- Voor een aanvraag om registratie of herregistratie in de categorie Volwassenen moeten tenminste drie rapporten gaan over onderzochten die ouder zijn dan 22 jaar.
- Voor een aanvraag om registratie of herregistratie in de categorie Jeugdigen moeten tenminste drie rapporten gaan over onderzochten die niet ouder zijn dan 18 jaar.
8. Generieke wijzigingen
In alle beoordelingskaders zijn de algemene tekstdelen opgefrist, zo ook in het Beoordelingskader FPPO. Wij hopen daarmee bereikt te hebben dat de leesbaarheid van het Beoordelingskader is verbeterd.