Interview met Directeur Wetenschap en Technologie NFI Annemieke de Vries
Annemieke de Vries is sinds oktober 2018 Directeur Wetenschap en Technologie bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Daarvoor werkte ze 18 jaar bij het RIVM, waar ze leiding gaf aan het Centrum Gezondheidsbescherming. De geboren Groningse deed zelf wetenschappelijk onderzoek naar het ontstaan van borstkanker aan de Universiteit van Utrecht en aan het MIT in Boston. De Vries is in haar huidige functie verantwoordelijk voor de wetenschappelijke kwaliteit van al het werk dat het NFI uitvoert. Een gesprek over de forensische vraag van morgen, kwaliteit en slimmer samenwerken.
We willen niet in een situatie belanden dat we een gemanipuleerde video niet meer kunnen onderscheiden van een echte. Of dat je niet kunt herkennen dat op een plaats delict iemand wordt geframed voor een misdrijf.
‘In de strafrechtketen kunnen we nog beter samenwerken door slimmer gebruik te maken van elkaars kennis en expertise. Politie, advocaten, Openbaar Ministerie (OM), rechters en NFI-deskundigen hebben allemaal verschillende rollen, met verschillende opleidingen en ervaring en andere dingen waar we goed in zijn. Wij hebben bijvoorbeeld geen rechten gestudeerd zoals een officier van justitie of advocaat, maar we hebben wel veel ervaring met wetenschappelijk forensisch onderzoek en dat hebben zij weer niet. Het NFI is uniek in de wereld, we hebben meer dan 35 forensische deskundigheidsgebieden in huis. Multidisciplinair samenwerken is dus heel goed mogelijk, en iedere vraag kunnen wij (laten) beantwoorden. We hebben een State-of-the-art innovatieprogramma. Wij zitten bovenop nieuwe ontwikkelingen. Door vroeg in het proces meer gebruik te maken van elkaars kracht, kunnen we elkaar beter aanvullen, versterken en beschikbare capaciteit efficiënt benutten.’
Je zit nu drie jaar bij NFI. Heb je meteen de ramen opengezet?
‘Ja dat is een bewuste koerswijziging. Toen ik net begon bij het NFI was het instituut bezig met veranderen. Het NFI was te veel naar binnen gekeerd was de kritiek. Er waren issues die de kwaliteit van het werk raakten. Die hebben we nu wel geadresseerd. De NFI deskundigen hebben kwaliteit hoog in het vaandel, alle rapporten worden geschaduwd door collega’s. We denken nu als NFI veel meer van buiten naar binnen, we houden meer rekening met de wensen van de keten. We werken samen met universiteiten en hogescholen, met partners nationaal en internationaal. En het allerbelangrijkste: uit een recent medewerker waarderingsonderzoek blijkt dat medewerkers weer met plezier naar het werk gaan. Er wordt intern beter samengewerkt. Er is nog werk te doen, maar we zijn weer trots op het NFI.’
Is het werkveld van het NFI ook veranderd?
‘Er is vraag naar steeds meer en sneller forensisch onderzoek. Dat is een trend die al een tijdje gaande is. Een van de eerste termen die ik leerde toen ik startte, was de forensic gap. Dat betekent dat de behoefte vele malen groter is dan wat we kunnen leveren. We zullen dus als keten altijd goed moeten prioriteren en gericht innoveren.
Het forensisch veld is een ingewikkeld veld met veel spelers. Het NFI doet forensisch onderzoek voor de waarheidsvinding in strafrechtelijk onderzoek. Onze eigenaar en opdrachtgever is het ministerie van Justitie en Veiligheid. Daar leggen we verantwoording aan af.
Het OM heeft de leiding over het strafrechtelijk onderzoek. Wij vinden het belangrijk om op het gebied van zaakonderzoek veel met hen en de politie af te stemmen. We hebben bijvoorbeeld een wekelijks overleg - de ketencall - waar we aan deelnemen. Dan praten we elkaar bij over ontwikkelingen. Wat speelt er? Waar hebben zij op dit moment behoefte aan? We maken jaarlijks afspraken wat wij als NFI aan onderzoek inzet kunnen leveren. Dat is ook belangrijk, maar forensisch onderzoek vraagt ook om flexibiliteit. Niet alles is zo ver vooruit te voorspellen. De flexibiliteit willen we ook als NFI leveren. Wij zeggen altijd: als je belt en ons een vraag stelt, kijken wij altijd wat er wél kan.
Het NFI is een onafhankelijke organisatie binnen de keten van strafrechtelijk onderzoek. Dat is niet voor niets. Dat is zodat de onafhankelijkheid van ons onderzoek geborgd is. Het OM en de politie hebben geen inmenging in resultaten van ons forensisch onderzoek. Advocaten kunnen ons niet rechtstreeks opdrachten geven, maar zij kunnen wel aan het OM of de rechtbank verzoeken om ons bijvoorbeeld een alternatieve hypothese te laten onderzoeken.
Het is historisch zo gegroeid dat rechters zich wat meer afzijdig houden van de keten. Ook zij zijn onafhankelijk. We zouden graag meer contact willen met de rechtspraak. We hebben nu slecht zicht op de impact van onze onderzoeken. Wat is de toegevoegde waarde van specifieke onderzoeken die het NFI doet? We zitten op een unieke goudmijn met data, die kunnen we daarvoor analyseren met nieuwe technologieën. Voor de continue verbetering van onderzoek bij het NFI is het essentieel te weten wat ermee gebeurt. We kunnen vervolgens prioriteren op dat wat het meeste toegevoegde waarde heeft in het strafrechtelijk proces. We zijn nu in gesprek met de keten inclusief de rechtspraak om de eerste stappen hierin te zetten.
Als je kwaliteit hoog in het vaandel hebt, sta je altijd open voor kritiek want dan kan je processen aanpassen. Zo horen wij nog vaak dat onze rapporten korter kunnen en toegankelijker. Hier zijn we continu mee bezig. Daarnaast verzorgen we specifiek onderwijs voor de keten om de nieuwe technologieën die we in het zaakonderzoek toepassen toe te lichten.’
Er is een grotere behoefte aan snelheid. Hoe komen jullie daar aan tegemoet?
‘Met snellere resultaten kan de politie een verdachte eerder oppakken, je kan er nieuwe misdaad mee voorkomen. De roep om meer snelheid is terecht.
Bij het NFI hebben we de focus hierop vanuit ons innovatieprogramma. We doen dat door zo veel mogelijk processen te automatiseren en te digitaliseren. Neem bijvoorbeeld NFiDENT, dat heeft de doorlooptijd voor het identificeren van drugs sterk verkort. De politie meet de samenstelling van de drugs op locatie. Het NFI analyseert de meetresultaten en de interpretatie en rapportage zijn binnen 24 uur bij de politie. Of neem het DNA-spoedtraject. Na drie uur is er een resultaat. Of het automatisch vergelijken van hulzen en kogels. Door dit soort processen te automatiseren, gaat het veel sneller.
We leveren inmiddels veel sneller resultaat dan een aantal jaar geleden. Wanneer er gezegd wordt dat het altijd erg lang duurt bij het NFI voor de onderzoeksresultaten er zijn, doet dat pijn bij veel medewerkers die dag en nacht klaar staan om onderzoeken te doen. Ik vind dat we onze medewerkers, maar ook de stappen die we als organisatie met de keten de afgelopen jaren hebben gezet, daarmee te kort doen. Het kan altijd nog beter, dus we blijven investeren in het versnellen van onze werkprocessen, maar er is echt al veel veranderd binnen de keten, en ook bij het NFI.’
Gaat snelheid ten koste van de kwaliteit?
‘In de opsporingsfase heb je behoefte aan indicatieve resultaten, dan hoef je geen dik rapport. Wij snappen die wens, we willen daar graag in mee gaan. Maar dat onderzoek moet nog steeds aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Door de resultaten van het forensisch onderzoek kunnen mensen worden vastgezet en dat heeft een enorme impact op levens. Je moet daarnaast een bewijsstuk in de opsporingsfase net zo zorgvuldig behandelen als in de vervolgingsfase. Dat kan niet ‘quick en dirty’. In de vervolgingsfase kan je intensiever onderzoek doen aan het bewijsstuk. Gedegen forensisch onderzoek kost nou eenmaal de tijd die het nodig heeft, en vraagt vaak om een combinatie van verschillende deskundigheidsgebieden. En dat doe je niet even op een vrijdagmiddag, het onderzoek is ingewikkeld en de kwaliteitseis is – terecht – hoog binnen het Nederlandse rechtssysteem.
Als keten moeten we gezamenlijk gaan uitdenken hoe we dat gaan doen, forensisch onderzoek in de opsporingsfase en in de vervolgingsfase. Het zijn twee middelen, naast elkaar en het een moet het ander niet negatief beïnvloeden. We moeten kwaliteit en snelheid bij elkaar brengen, waarbij een goed en volledig uitgevoerd forensisch onderzoek het doel is. We moeten niet voor delen van het onderzoek willen shoppen, en daarmee de multidisciplinaire aanpak van een zaak bemoeilijken. Het NFI kan aan de voorkant desgevraagd meedenken welke onderzoeken van meerwaarde kunnen zijn.’
Hoe belangrijk is innovatie?
Ik denk dat andere partijen soms wel eens onderschatten hoe belangrijk het is voor het forensisch onderzoek en dus ook onze keten en het NFI. Het is extreem belangrijk. Wij zijn trots op hoe het Nederlandse rechtssysteem werkt. Als je dat niveau wilt vasthouden, moet je ook in het forensisch onderzoeksveld continu innoveren op de bestaande deskundigheidsgebieden. De onderzoeksprocessen continu verbeteren. De technologie schrijdt voort en de mogelijkheden nemen toe. Daarnaast moet je anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Je moet klaarstaan voor de forensische vraag van morgen.
Telefoons worden met de week geavanceerder, het blijft belangrijk om telefoons te kunnen kraken. Daarnaast zien we de opkomst van deepfake video’s. We willen niet in een situatie belanden dat we een gemanipuleerde video niet meer onderscheiden van een echte. Of dat je niet kunt herkennen dat op een plaats delict iemand wordt ‘geframed’ voor een misdrijf, dus dat het uit sporen lijkt of iemand het heeft gedaan maar dit niet zo is. We moeten nieuwe ontwikkelingen al zien voor ze hun entree maken in een strafrechtelijk onderzoek. Net zoals het model dat wij bouwden om levensbedreigende chats van criminelen te herkennen. Toen de politie de berichten van EncroChat kon meelezen, hielp het model de politie en het OM bij het voorkomen van ontvoeringen en moorden, doordat ze tijdig mensen konden waarschuwen. Het was voor mensen onmogelijk geweest om zo snel die berichten uit de enorme hoeveelheid data te filteren. De computers die het NFI trainde lukte dat wel.
Wij vervullen een signaalfunctie. Je moet nieuwe ontwikkelingen tijdig signaleren en duiden, en blijven innoveren, dat moet de boodschap zijn. En die is urgent. Anders mis je de boot. Dat innoveren doen we niet alleen. De forensisch onderzoekers van het NFI staan met de voeten in de klei van het forensisch werk. De universiteiten en hogescholen zitten bovenop de ontwikkelingen. Door samen te werken breng je beide werelden samen. Wij weten of iets bruikbaar is in het forensisch onderzoek, en zo ja hoe dan. En we innoveren vaak samen met de politie. We kunnen het op die manier op zo een manier implementeren dat het bruikbaar is in de keten. De tijd die het NFI steekt in innovatie en R&D is broodnodig als we over een aantal jaren nog steeds topkwaliteit willen leveren.’
Jullie opereren ook internationaal
‘We hebben een groot internationaal netwerk en we werken veel samen in Europese projecten. Wij zoeken per onderwerp de partner met wie we het beste kunnen samenwerken, bijvoorbeeld bij het kraken en openen van telefoons. We benutten expertise daar waar het is en wij zijn uiteraard ook bereid om expertise te delen. De digitale zoekmachine Hansken en het softwareprogramma DNAxs voor het vergelijken van DNA worden internationaal afgenomen. We hebben internationaal als NFI een goede naam, heb ik gemerkt als NFI vertegenwoordiger in het Europese Netwerk van Forensische Instituten (ENFSI). Het NFI is door ENFSI verkozen om in 2023 de jaarlijkse bijeenkomst te organiseren. Een mooie blijk van erkenning.’
Hoe zit het met het uitbesteden van onderzoek?
‘Ja, dat is ook zeker de bedoeling. Het NFI kan niet alles zelf, niet qua volume en capaciteit. De vraag naar forensisch onderzoek neemt alleen maar toe. Het is dus goed dat er meer aanbieders zijn. Maar marktwerking is geen doel op zich. Zodra dat zo is, streeft het haar doel voorbij. Vanuit de inhoud moeten we kijken naar wat we logischerwijs bij het NFI doen en wat veel logischer bij een andere organisatie kan. Om zo de beschikbare capaciteit optimaal te benutten. Bij uitbesteding van forensisch onderzoek zijn wij verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de inkoop en voor de wetenschappelijke kwaliteit.
Er wordt wel eens gezegd dat het NFI de lat voor de kwaliteit van forensisch onderzoek te hoog legt, maar wij bepalen niet zelf waar de lat moet liggen. We stemmen dit internationaal intensief af, er zijn een aantal internationale standaarden voor onderzoek. Die worden momenteel wereldwijd voor het gehele forensisch onderzoek bepaald, een belangrijk traject waar ook het NRGD bij betrokken is.’
Hoe kan het NRGD helpen?
‘Het NRGD is een belangrijke partner om de kwaliteit van het forensisch onderzoek te bewaken. Door het registreren en toetsen van deskundigen die bij het NRGD staan ingeschreven. Het NFI zet nu samen met het NRGD stappen om het systeem van toetsing bij het NFI aan te laten sluiten bij de toetsing door het NRGD. En het NRGD kijkt ook naar de internationale toetsing. Dat is waardevol voor forensisch onderzoek in de keten.
Ik denk dat het daar wellicht niet bij blijft. We staan aan de vooravond van veranderingen, hoe gaan we straks bijvoorbeeld om met de kwaliteit van onderzoek in de opsporing- en vervolgingsfase? Welke eisen stellen we aan de rapportages? Het NRGD is net als het NFI een onafhankelijke organisatie en het is waardevol als het NRGD met de keten gaat meedenken hoe we dat kunnen gaan doen. Het is goed om met elkaar af te gaan spreken welke kwaliteit we wanneer borgen en bewaken. Dit gaat wellicht een nog actievere rol vragen voor het NRGD, naast de reguliere rol die het register nu al heeft.’
Moet het forensisch spelersveld veranderen?
‘Ik denk dat de juiste spelers in het veld staan, maar we kunnen nóg slimmer met elkaar gaan samenspelen en strategisch posities kiezen. We focussen nu meer op complex en multidisciplinair onderzoek, wellicht zijn er andere dingen die we als keten minder kunnen doen. Als we doen en blijven doen wat we altijd al deden, of er vinden soortgelijke activiteiten bij meerdere partners plaats, dan is er te weinig ruimte om nieuwe ontwikkelingen te implementeren. Daarom willen we de impact van ons onderzoek weten, wat heeft de meeste toegevoegde waarde in een strafrechtelijk onderzoek.
We kunnen meer met elkaar aan de voorkant overleggen en meer gezamenlijk doen. Gebruik maken van elkaars expertise en ervaring. We kunnen sneller reageren. We hebben ooit bedacht dat we voor een heel jaar een Service Level Agreement (SLA) moeten afspreken, maar dat zou ook anders kunnen. We hebben continue overleg nodig, we kunnen elkaar aanvullen vanuit onze eigen rol, met als gemeenschappelijk doel goed forensisch onderzoek. Dit moeten we als keten gaan doen. Zoals nu ook al gebeurt bij de FIT-gesprekken. Het NFI hoeft zeker niet alles te bepalen, maar het is zonde als er geen gebruik gemaakt wordt van de expertise die hier zit. Betrek ons, we hebben nuttige kennis die kan helpen bij het maken van keuzes.
Ik zou ook graag een visie op keteninnovatie ontwikkelen. Waar willen we over een aantal jaren staan als keten, en wat moeten we dan nu doen om daar te komen? Op welke ontwikkelingen moeten we ons nu al gaan voorbereiden? En vervolgens vanuit die strategische visie innovatieprogramma’s starten. Want meer gezamenlijk innoveren is slim omgaan met capaciteit en budgetten. Wanneer we met elkaar werken, komt de kruisbestuiving vanzelf.’
Meer aan de voorkant samenwerken. Gaan jullie dan ook vaker naar een plaats delict?
‘Wanneer politie en OM meerwaarde zien in het betrekken van onze expertise op een PD, dan gaan we daar zeker heen. Maar dat kan ook op een andere manier. We kunnen aansluiten bij een digitale vergadering of telefonisch advies geven. We kunnen en willen politie en OM adviseren zodat ze een goede beslissing kunnen nemen.’
Is het NFI klaar voor toekomst?
‘We hebben helaas afgelopen jaar de productie naar beneden bij moeten stellen, omdat er niet genoeg budget was. Het ziet er gelukkig naar uit dat er extra gelden komen voor de keten en het NFI, dus ik zie de toekomst rooskleurig. Ik wil graag in verbinding met de keten nadenken over robuust forensisch onderzoek van voldoende kwaliteit, in de hartslag van de opsporing.’