ISO-richtlijn voor Forensische onderzoekslaboratoria: ‘Waarheidsvinding is niet zomaar het geven van een mening’
Hoe kunnen forensische wetenschappers in de rechtbank objectieve en bruikbare uitspraken doen? Daar is nu een internationale richtlijn voor. Vijftien landen werkten mee aan de totstandkoming van deze nieuwe ISO-richtlijn en vanuit Nederland schreven het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) samen met de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) mee aan de nieuwe ISO-standaard.
Principal Scientist Didier Meuwly van het NFI werkte samen met collega principal scientist Charles Berger aan de standaard. ‘Iedereen begrijpt dat er internationale kwaliteitsstandaarden moeten zijn voor het bouwen van een vliegtuig. Voor forensisch onderzoek is dat niet anders’, licht hij toe: ‘Wanneer je onvolledig forensisch onderzoek doet of waarnemingen onjuist interpreteert, dan kan dat leiden tot verkeerde conclusies in de zittingszaal. Dan blijven schuldigen op vrije voeten en kunnen onschuldigen in de gevangenis komen’, laat Meuwly op de website van het NFI weten.
‘Het was hard nodig dat de standaard er kwam’, verklaart Berger in het artikel Waarom de forensisch deskundige niet gewoon de dader kan aanwijzen in de rechtszaal in Trouw op maandag 26 februari jongstleden. ‘De norm schrijft voor dat bewijskracht van waarnemingen gerapporteerd kunnen worden’, legt Berger in het artikel uit. ‘Je redeneert dan terug, van een waarneming naar twee of meer hypotheses. Wat is de kans dat ik deze waarneming doe voor elk van de hypotheses?’
Forensische wetenschap gaat over vragen en het toepassen van wetenschap om die vragen te helpen beantwoorden’ aldus Berger. ‘Waarheidsvinding is niet zomaar het geven van een mening. De conclusies moeten navolgbaar en controleerbaar zijn. Uniek voor forensische wetenschap is de interpretatie van de waarnemingen die je doet.’
Berger roemt de samenwerking met het Openbaar Ministerie, het NRGD en de politie bij de Nederlandse inbreng voor de standaard. ‘We stemden steeds onderling af. De samenwerking was prettig en we konden het snel eens worden over veel dingen.’ Het NRGD was als technisch voorzitter van twee commissies betrokken bij de voorbereidende fase van het normeringsproces. Berger: ‘Het is ons na hard werken en veel praten uiteindelijk gelukt om de tekst zo op te stellen, dat iedereen zich daarin kon vinden’.