'Eigenlijk ben ik heel snel geland bij het NRGD'
Per 1 januari 2024 is Henk van den Heuvel de nieuwe collegevoorzitter van het NRGD. De organisatie is voor hem geen onbekende. Eerder was hij betrokken bij het opstellen van het NRGD-protocol voor de inzet van Ad Hoc-deskundigen. Ook sprak hij als voorzitter van de Expertgroep Forensische Expertise binnen de ZM jaarlijks met het NRGD. Opnieuw kennismaken dus, maar nu met een andere pet op. Hoe heeft hij zijn eerste maanden als voorzitter beleefd?
‘Eigenlijk ben ik heel snel geland bij het NRGD. Ik moest natuurlijk veel nieuwe informatie tot me nemen, maar heb niet het gevoel dat ik erg moest wennen aan het bureau of het college. Je gaat er gewoon in, je doet het gewoon. Al is het echt niet zo dat ik in elke rol waarin ik ooit gestart ben, er zo makkelijk in kom. Dus eigenlijk is mijn start wel opvallend, misschien doordat ik heel veel affiniteit heb met wat het NRGD doet. De interesse lag er, het netwerk ook.’
Je kende het NRGD en het NRGD kende jou. Waren er ook verrassingen?
‘Ik kende het NRGD, maar hoe het NRGD te werk gaat, is een ander verhaal. Ik kende een aantal mensen, maar de hele wereld achter het register, wat we precies doen en welke uitdagingen daar liggen: dat was nieuw. Ik zie nu van nabij hoe gemotiveerd en gedreven de medewerkers en de leden van het College zijn. Het college, het eigenlijke Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO), staat in juridische zin los van het bureau, maar in werkelijkheid is het NRGD bureau én College en zit alles dicht bij mekaar. Dat loopt soms door elkaar heen, omdat alles verweven is. Ik sta voor onze bestuurlijke belangen, zeker als voorzitter van het college. Dan is het zaak, bestuurlijk en beleidsmatige zaken te onderscheiden. Tegelijk zoek ik de verbinding met de mensen, met de inhoud en met ons netwerk. Sommige mensen kende ik nog niet, maar binnen de magistratuur is het vooral een kwestie van opnieuw kennismaken met veel mensen die ik al ken.'
Je eerste werkbezoek aan, het Pieter Baan Centrum (PBC), heb je al afgelegd.
‘Als rechter heb ik vaak genoeg rapporten van psychologen en psychiaters gelezen. Mijn eigen bèta-achtergrond en netwerk zorgen ervoor dat ik vertrouwd ben met de forensische natuurwetenschappelijke deskundigheidsgebieden waarom het NFI bekend staat. Maar bij het NRGD komen de meeste deskundigen juist uit de hoek van de psychologie en psychiatrie. Daarin wil ik me graag verder verdiepen. De uitnodiging van het PBC was dus een uitgelezen mogelijkheid en ik voelde me er zeer welkom. Het PBC gaf ook aan dat wij belangrijk voor hen zijn. Het helpt als je meer van de materie weet, ook al is het niet absoluut noodzakelijk voor mijn rol als collegevoorzitter. Ik wil het gewoon graag! Ik wist niet van tevoren hoeveel deskundigen van welk gebied bij het NRGD geregistreerd staan. Dat was één van de eerste dingen die ik hoorde: ‘We hebben ongeveer 600 geregistreerde psychiaters en psychologen.’ Dat is wel even andere koek dan bij andere deskundigheidsgebieden. Ik denk dat die indruk breder leeft binnen de rechtspraak. De meeste rechters weten wel dat er psychologen en psychiaters geregistreerd staan in het NRGD, maar misschien niet dat het voornaamste expertisegebied in het register ligt op het terrein van de gedragswetenschappen. Ik weet overigens niet of dat zich vertaalt in het aantal rapportages. Ik ga graag met de zittende magistratuur in gesprek. Dat geldt ook voor de politie, het OM en de advocatuur.’
Welke uitdagingen springen eruit voor het NRGD zelf?
‘Als de directie wetgeving van het kerndepartement mee gaat in de ambitie de rol van het NRGD uit te breiden naar bestuursrecht en civiel, betekent dat wel iets voor het NRGD-bureau. Het dossier ligt bij het kerndepartement van Justitie en Veiligheid. Het ligt er al een poosje, maar is nieuw leven ingeblazen. Belangrijk is dat de wens het NRGD te betrekken bij de andere rechtsgebieden afkomstig is uit de sectoren zelf. Ze hebben die wens geuit richting het departement, met steun van de Raad voor de Rechtspraak. Nu is het aan het ministerie en is wetgeving aan zet. Ik zie de behoefte in het veld en snap goed dat ze naar ons kijken, zeker bij de sector bestuursrecht. Ik denk dat we dat ook prima zouden kunnen.
En verder heb je natuurlijk het Landelijk register gerechtelijk deskundigen (LRGD), dat juist erg op civiel zit. Ik denk dat er ruimte is voor ons allebei en dat LRGD en NRGD prima naast elkaar kunnen bestaan. We hebben inmiddels een goed gesprek gehad met het bestuur van het LRGD. We voelden van beide kanten dat we elkaar prima aanvullen en naast elkaar kunnen bestaan. Het LRGD zei: ‘Jullie hebben vooral veel wetenschappelijke deskundigen en wij hebben eigenlijk deskundigen met een heel andere achtergrond.’ Maar de verschillen bijten elkaar niet, net zomin als dat wij ons werk doen vanuit een wettelijke grondslag. Hoe verschillend ook, we proberen allebei een kwalitatieve bijdrage te leveren aan de juridische keten.’
Een andere uitdaging ligt op het terrein van kwaliteitszorg rond mediation in de rechtspraak. Het is nog niet uitgekristalliseerd, maar het kan zijn dat het NRGD wordt gevraagd daarbij een rol te spelen. Het college heeft voor mijn aantreden gezegd: ‘Daar staan we in beginsel voor open.’ Misschien is bemiddeling een vreemde eend in de bijt, vergeleken bij onze reguliere deskundigheidsgebieden. Maar als je mediation beschouwt als alternatieve geschilbeslechting, dan vind ik dat we als NRGD daarvoor open moeten staan. Het NRGD is ooit opgericht naar aanleiding van de Schiedammer Parkmoord. Maar destijds is al gezegd dat het register op termijn de hele rechtspraak zou kunnen bedienen. Dat we ons inhoudelijk verbreden, is dus goed en logisch. Het NRGD is heel kundig in het vaststellen van competenties.'
Wat zijn je ambities ten aanzien van de strafrechtketen?
‘De keten fungeert ook als een netwerk en ik zou dat wat willen intensiveren. Zorgen dat je goed in contact bent en van elkaar weet wat je wel en niet wil. Uiteindelijk willen we de kwaliteit van de deskundigen zo hoog mogelijk hebben en de kans dat het ergens misgaat in een strafzaak zo klein mogelijk. Dat is volgens mij wat alle partijen bindt. Ieder werkt op zijn eigen manier en sommige opereren autonomer, waardoor ze minder open staan voor onze inbreng. Maar als je toenadering zoekt, merk je dat je welkom bent en dat aandacht en interesse op prijs worden gesteld.’
Ligt daar wat jou betreft ook een taak voor het college?
‘De collegeleden zijn bekend met de problematiek binnen de ketenpartner die ze vertegenwoordigen. Ze zijn hiervoor aanspreekpunt, maar ik denk en verwacht dat zij ook actief zijn als ambassadeur van het NRGD. Alle leden hebben een persoonlijke reden waardoor ze ‘ja’ hebben gezegd tegen hun functie. Ze hebben een persoonlijke drive, gevoed vanuit de eigen organisatie. Anders doe je dit niet.’
Welke rol zie jij daarin voor het NRGD-bureau?
‘Ik denk dat het bureau daarin veel kan betekenen. Meestal werkt het bureau vooral ambtelijk en is het college actief op bestuurlijk vlak. Dan ligt daar een formele knip. Maar ik gaf al aan dat die twee rollen bij het NRGD wat meer door elkaar heen lopen. Juist de bureaumedewerkers hebben in de loop van de tijd een groot ambtelijk netwerk opgebouwd. Wat op een gegeven moment belandt op een bestuurlijke tafel is meestal het resultaat van iets dat eerst op ambtelijk niveau wordt besproken. Dus het relatiebeheer vanuit het bureau is van wezenlijk belang, net als de kennis die bij het bureau is opgebouwd. Het NRGD heeft veel kennis, maar een kennisinstituut is normaliter een instantie waar je heen gaat als je ergens een vraag over hebt. Zo’n soort kennisinstituut zijn we niet. Dus ik ben nog zoekende: wat willen we zelf en waar ligt de behoefte van onze omgeving, gerelateerd aan ons? We zijn geen forensisch deskundigen, maar weten als geen ander hoe de keten werkt en waar je de informatie kunt halen. Misschien moeten we in die richting denken. Ze moeten ons niet bellen met een inhoudelijke forensische vraag, maar we hebben als NRGD misschien wel het best in beeld wat er aan deskundigheid beschikbaar is en hoe die te halen. Het NRGD als informatiemakelaar. Symposia en bijeenkomsten kunnen daarin ook een rol spelen.’
Zijn er deskundigheidsgebieden waarmee je het register zou willen uitbreiden?
‘Ik zit niet direct op dat spoor. Aan de uitbreiding van de huidige gebieden en de ambities op het vlak van bestuursrecht en civiel hebben we onze handen wel vol. Het zal overigens alleen om onderdelen van die rechtsgebieden gaan Maar een gebied dat me wel triggerde gaat over economische geschillen bij grote multinationals. Civiel recht dus. Daarvoor worden vaak deskundigen ingezet, om door te rekenen wat de mogelijke financiële gevolgen zijn van bepaalde situaties. Een overzicht van geregistreerde deskundigen zou mooi zijn. Maar zo’n register is er niet en het aantal grote kantoren dat die expertise in huis heeft is gering. Dus je vist in een kleine vijver. Toen ik dat hoorde, dacht ik: ‘Misschien kunnen we daar ooit wat mee.’ Maar nu nog niet: andere zaken gaan voor.
Zoals de lopende actualisering van onze eigen regelgeving, met alle werkwijzen en reglementen. We hebben er bewust nog even mee gewacht tot ik ingewerkt was, maar het is echt nodig. Als jurist vind ik dat ook leuk. Maar het is niet het eerste dat je doet als je net binnen komt en ik ben pas vijf maanden bezig. Ik denk dat we nu zover zijn dat we kunnen starten.
Ik merk dat je in vijf maanden tijd gaandeweg een beeld krijgt van dingen. Het is een intensieve rol en ik heb er één dag in de week voor, wat wel weinig is. Je wil recht doen aan de organisatie, aan het college en aan de rol die je gekregen hebt. Het is een serieuze rol die ook om discipline vraagt, bijvoorbeeld voor de beantwoording van de adviezen die ik beoordeel: ik wil maximaal één dag later het antwoord klaar hebben, want als ik te lang wacht, dan gaat het oplopen. Onze directeur Michel Smithuis zei dat ook: ‘Op het bureau zijn we hier fulltime mee bezig, maar jij doet het er eigenlijk bij, want je hebt nog een volledige andere baan.’ Maar tegelijkertijd merk ik dat ik het met heel veel plezier doe. En ik hoop dat dit zichtbaar is.’