'Ambulant is echt anders'
‘Je hebt zeven weken. Dan moet het conceptrapport klaar zijn voor feedback. De week erop gaat het eindrapport naar de opdrachtgever. Zo is dat wettelijk bepaald. In die periode moet je alles doen: naar een instelling, iemand leren kennen, gesprekken voeren, nadenken en alles opschrijven. Dus is het van belang dat rapporteurs gelijk kunnen beginnen.’
Josee van Balen is opgeleid als arbeids- en organisatiepsycholoog en werkt als coördinator opleidingen bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). De kern daarvan is de opleiding voor pro Justitia-rapporteurs, waar jaarlijks circa 40 rapporteurs starten met hun opleiding. Een gesprek over schrijven, schrappen en de rol van supervisie.
Is je vertrekpunt het ten laste gelegde of het individu tegenover je?
‘Een rapporteur krijgt een dossier en daar staan de ten laste gelegde feiten in. Dat vat je samen en bespreek je met de verdachte. Hoe die daarop reageert is heel belangrijk. De rapporteurs kijken of er een verband is met een eventuele stoornis en hoe dat heeft doorgewerkt. De theorie is onderdeel van de opleiding. Maar rapporteren is vooral een kwestie van doen. Elk jaar start er een groep met de opleiding, die zo’n drie jaar in beslag neemt. In die tijd rapporteert men onder supervisie. En voor die supervisoren ben ik ook verantwoordelijk.’
Het NIFP werkt al langere tijd samen met het NRGD
‘Die samenwerking begon bijna meteen toen het NRGD werd opgericht. Ik werk sinds 2015 bij het NIFP. Het jaar erop raakte ik betrokken bij de revisie van de pro Justitia-opleiding. Er was dus al een opleiding en die zat ook best goed in elkaar, maar we hebben de inhoudelijke modules en de onderwijskundige aanpak gestructureerd. De opleiding is de afgelopen jaren op veel punten verbeterd, zoals de inzet van twee supervisoren in plaats van één. Als voorzitter van de opleidingscommissie ben ik ook inhoudelijk betrokken. ‘Moet dat vak nou in de opleiding blijven of niet? En wie moet dat dan geven? Er zit een inhoudelijke en een pragmatische kant aan het verhaal. Als coördinator is het goed dat ik niet teveel in de inhoud zit, maar ik wil ook de praktijk kennen. Ik heb inmiddels honderden rapportages gelezen.’
Hoe kijkt ‘de NIFP-gemeenschap’ naar de rol van het NRGD?
‘Tot drie jaar geleden was er een dubbele toets. Dan had je een eindgesprek met de NIFP-commissie en was je geslaagd of niet. Wie slaagde, kreeg te horen: ‘Meld je maar bij het NRGD’. Maar als ze dat dan deden, moesten ze nog drie rapporten inleveren en kreeg een enkeling te horen: ‘Je bent niet geslaagd’. Dat was een heikel punt. Het NIFP-eindgesprek vond in de regel plaats op basis van één rapport en één supervisor. Dat vond ik zelf ook weinig. Na een onafhankelijke visitatie, interne gesprekken en overleg met het NRGD hebben we nu één gezamenlijke toetsing. Sommige mensen beschouwen die als een NRGD-toetsing, maar dat is niet zo. Het NRGD levert een gecommitteerde met vetorecht, maar dat is nog nooit gebruikt. Het komt wel voor dat twee commissieleden iemand net geslaagd vonden en de derde twijfelde. Dan bespreek je dat. Het uiteindelijke besluit van de commissie is unaniem.’
Wat is het slagingspercentage?
‘Vorig jaar lag dat op 80%, en in 2022 was het 87%. We worden strenger. We willen dat mensen echt zelfstandig rapporteren. Soms lijkt het alsof ze teveel varen op de supervisor, of dat die meeschrijft. Dan vragen we iemand nog twee extra rapporten op te stellen en zeg ik tegen de kandidaat: ‘Je zit nog steeds in de opleiding. Die is alleen nog niet afgerond. Jij hebt twee of drie extra rapporten nodig om alles te finetunen.’ Rapporteren is niet niks, het is echt een vak apart. Je moet goed kunnen schrijven, een vertaalslag kunnen maken naar een forensische beschouwing. Als je uit de GGZ komt, ben je opgeleid als behandelaar en is je rol anders. In sommige rapporten zie je een mooi verhaal en gaat de beschreven persoon echt leven, maar mis je de integratie met het delict. En dat is wat we de rapporteurs leren tijdens de opleiding. We geven gerichte vakken: wat zet je in je rapport en wat niet? Hoeveel voorgeschiedenis neem je op? We doen weinig aan diagnostiek. Dat beheersen ze wel vanuit hun vak als GZ-psycholoog of psychiater. Het draait bij ons om de forensische context en vertaalslag. Zo hebben we modules over strafrecht, gezondheidsrecht, jeugdstrafrecht en adolescentenstrafrecht (ASR). En we leren cursisten altijd voor ogen te houden voor wie het rapport bestemd is. De opdrachtgever heeft niets aan terminologie, maar wil een duidelijk rapport: ‘Oh ja, dat is zo iemand. We kunnen begrijpen dat die volledig toerekeningsvatbaar is.’ We werken sinds een jaar of 6 ook met rechters. Die krijgen twee rapporten van cursisten en geven feedback tijdens een intervisiebijeenkomst. Zowel de cursisten als de rechter zijn enthousiast over die samenwerking.’
En de samenwerking met het NRGD: hoe verloopt die praktisch?
‘We hebben 4 keer per jaar een vast ambtelijk overleg, maar kunnen elkaar ook tussendoor goed vinden. Bijvoorbeeld als iemand een BIG-registratie heeft op een ander vakgebied. Klopt dat dan wel? Hoe gaan we om met zij-instromers, of met mensen die uitsluitend rapporten hebben opgesteld voor het Pieter Baan Centrum (PBC)? Ik hanteer de regel dat een rapporteur ten minste twee ambulante rapporten moet hebben geschreven. Ambulant is echt anders. In het PBC heb je een multifunctioneel overleg met psychiaters en psychologen. Je bent ingebed. Als ambulant rapporteur ben je alleen en moet je je weg maar vinden in een penitentiaire inrichting (PI) of een TBS-kliniek.’
Maar moet er een aparte categorie komen voor TBS-verlengingen?
‘In de huidige opleiding voor rapporteurs houden we daar geen rekening mee, maar je bevraagt wel andere aspecten. Wat mij betreft moet iemand eerst de reguliere rapporteursopleiding volgen. Dan een aantal rapporten maken en daarna kun je de kant van TBS-verlengingen op. Het is een soort specialisme, geen werk voor beginnende rapporteurs. Die laat je onder supervisie schrijven over eenvoudiger zaken, bijvoorbeeld iemand die een paar keer iets heeft gestolen bij de Etos. Een licht strafbaar feit, zodat je kunt focussen op het leerproces. Hoewel ik me weleens vergis. Dan lees ik een rapport en denk ik: ‘Jemig’. Je denkt soms dat zaken eenvoudig liggen en dan blijkt daar van alles achter te zitten. Er zijn geen echte makkies meer. En er komen andere aspecten bij, zoals drill-raps. Die scene, waarin grof geweld verheerlijkt wordt, had je vroeger niet op die manier, netzomin als migratieproblematiek. Transculturele psychiatrie vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding. We hebben sinds kort ook de onderzoeken bij Licht Verstandelijk Beperkten (LVB) en neurobiologie.'
Hoe houden jullie de kennis van de rapporteurs op peil?
‘We bieden bijscholingen zoals risico-taxatietrainingen aan en organiseren per jaar 10 tot 15 keer themabijeenkomsten. En we hebben herhalingsdagen voor de schrijftraining, voor presenteren op zitting en voor communicatie. Vooral aan de schrijfcursus was veel behoefte. Voor veel cursisten geldt dat ze benauwd zijn dingen weg te laten. Ze zijn ‘overvolledig’. Daar ligt het grootste leerpunt: goed samenvatten, met onderscheid in hoofd- en bijzaken. En een helicopterview: ‘Is het logisch, wat ik heb opgeschreven? Bouw ik mijn rapport goed op?’ Ook daarop worden cursisten beoordeeld. Als de inhoud wel goed zit, maar het rapport is veel te lang, dan zeggen we dat. Je bent geslaagd, maar kijk daar nog even goed naar met je mentor. Maar als we een wijdlopig rapport bespreken en we merken tijdens het gesprek dat iemand een helicopterview mist, wordt het een ander verhaal. Dan hebben we liever dat iemand nog even doorgaat onder supervisie.
Maar af en toe heb je mensen die zakken en dat niet begrijpen, omdat ze een positief oordeel kregen van hun supervisor. Een lastig punt, ook voor supervisoren. We willen er dit jaar extra aandacht aan besteden. Als supervisor kun je teveel mee gaan in de ontwikkeling van de supervisant. Soms mis je dingen, omdat je helemaal in beslag genomen wordt door die ontwikkeling, of een casus. Maar de formele beoordeling van de toetsingscommissie zoomt in op álle kwaliteitseisen. Het oordeel is niet alleen gebaseerd op het rapport, maar ook op het gesprek. En draait om de vaststelling of iemand zelfstandig kan rapporteren. Hoe komt iemand over? Het geheel wordt bij elkaar genomen en dan komt er een beoordeling. En dan kan het zijn dat een supervisor zegt: ‘Hoe kan ‘mijn cursist’ nou gezakt zijn? Ik vond het echt een goeie.’ Soms blijkt tijdens het gesprek met de commissie dat iemand zwaar heeft geleund op de supervisor, of dat die heeft meegeschreven aan de rapporten. Dan komt iemand er niet doorheen. Lastig, maar zo is het. Voor een supervisor kan het moeilijk zijn wanneer iemand wil opgaan voor de eindtoets en daar niet van af te brengen is. Soms geven supervisoren dan toe: ‘Ja, ze wou nu eenmaal graag opgaan en ze had vijf rapporten.’ Maar ja, je hebt te maken met echte rapporten. Het is geen oefencasus.’
Over wijdlopigheid: is een goed rapport ook ‘de kunst van het weglaten’?
‘Dat is lastig, maar in sommige gevallen wel. Het draait om relevantie, om de forensische informatie die van belang is voor de zaak. Daar ligt de focus. En je moet beeldend kunnen schrijven, zodat de lezer zich de persoon in kwestie kan voorstellen. Soms leest een rapport als een goed verhaal, met een kop en een staart en een opbouw die je mee neemt. Dan denk je: ‘Die heeft het helemaal begrepen.’ Goed kunnen schrijven is echt een vereiste om het vak te kunnen uitoefenen.’
Wat zou je nog willen ontwikkelen met het NRGD?
‘We hebben eerder al eens overlegd over de voorwaardelijke registratie. Rapporteurs krijgen bij het NRGD een voorwaardelijke registratie van 2 jaar en in die tijd moeten ze bewijzen dat ze goed en zelfstandig kunnen rapporteren. Na 2 jaar gaan ze dan opnieuw langs het NRGD en we merken dat mensen daartegen op zien. We hebben wel gedacht of we die toets naar het NIFP moeten brengen, maar we zijn er zelf ook nog niet uit. Het lijkt alsof mensen het NRGD toch wat enger vinden dan het NIFP. ‘Als ik daar op gesprek moet, word ik dan gelijk afgewezen?’. Dus dan leg ik uit dat het gesprek met de NRGD vergelijkbaar is met dat bij ons. En dat ze na 5 jaar ook weer 10 rapporten moeten inleveren als ze opgaan voor herregistratie. Ik vind dat helemaal niet erg en heb geen behoefte die vijfjaarlijkse toets te veranderen, al denkt niet iedereen binnen het NIFP daar hetzelfde over. Maar we zouden kunnen bespreken of we de tweejaarlijkse toets binnen de opleiding kunnen houden, of verder kunnen verbeteren. Dat je al na twee jaar voor een herregistratie gaat, is best snel. Dus de toetsing na 2 jaar zou ik wel willen bespreken.'
Het NRGD heeft een nieuwe voorzitter. Jij werkt voor een van de grootste deskundigheidsgebieden binnen het register. Wat wil je hem meegeven?
‘Wat als eerste in me op komt: kom kennis maken. Stap in de wereld van het NIFP. Laten we een overleg plannen waar we ins en outs bespreken en niet wachten tot er iets speelt. Dus een werkbezoek bij het PBC, in combinatie met een overleg. Er valt genoeg te bespreken, met als hoger doel het waarborgen van de kwaliteit van de rapporteurs. Tegelijkertijd willen we de hoeveelheid aangevraagde onderzoeken aan kunnen en moeten we er rapporteurs bij hebben. Maar ik ga voor kwaliteit. Samen met het NRGD.’
In april is een bestuurlijk overleg van het NIFP met het NRGD gepland, dat gekoppeld is aan een werkbezoek in het PBC.