Beleidskader Aanvraag na Afwijzing

V2.1

Algemene inleiding

Een aanvrager van wie een eerdere aanvraag door het College gerechtelijk deskundigen (College) is afgewezen kan een nieuwe aanvraag indienen. In dit Beleidskader worden deze aanvragen aangeduid als “nieuwe aanvragen na afwijzing”. Een nieuwe aanvraag na afwijzing  moet aan bepaalde eisen voldoen om inhoudelijk in behandeling te kunnen worden genomen (1). Met dit beleidskader wil het College duidelijk maken welke eisen dat zijn.

1. Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht een aanvrager bij het indienen van een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzende beschikking melding te maken van nieuwe  feiten of omstandigheden. Hieronder moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd. Dit geldt ook voor bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, zoals zaaksrapporten.

Artikel 1 Algemene uitgangspunten nieuwe aanvraag na afwijzing

  1. Tenzij anders vermeld in dit Beleidskader is op de nieuwe aanvraag na afwijzing de registratieprocedure van toepassing zoals vastgesteld voor de initiële aanvrager in het Beoordelingskader van het desbetreffende deskundigheidsgebied.
  2. De Lijst van Zaaksinformatie die in het kader van een nieuwe aanvraag na afwijzing wordt ingediend, bevat uitsluitend zaaksrapporten die zijn opgesteld na de datum van het afwijzende Collegebesluit.

Toelichting

Het College heeft per deskundigheidsgebied en per type aanvrager eisen vastgesteld waaraan aanvragers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor registratie. Een  afgewezen aanvrager zal met de nieuwe aanvraag moeten aantonen dat deze nu wel voldoet aan de dan geldende registratie-eisen. Deze eisen zijn opgenomen in de Beoordelingskader en te raadplegen op de website van het NRGD.

Als de aanvrager na eerdere afwijzing een nieuwe aanvraag indient, ongeacht binnen welke termijn hij dat doet, is op hem de registratieprocedure van toepassing die is  voorgeschreven voor initiële aanvragers. Er zijn twee verschillende typen initiële aanvragen. Indien de aanvrager een zaaksrapport onder supervisie heeft geschreven, zal hij worden gekwalificeerd als een “initiële aanvrager: rapporteur geen eigen werk”. Indien alle rapporten zelfstandig zijn geschreven en ondertekend is hij een “initiële aanvrager: zelfstandig rapporteur”. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat alle zaaksrapporten die op de Lijst van Zaaksinformatie staan vermeld, moeten zijn opgesteld na de datum van het afwijzend Collegebesluit van de eerdere aanvraag. Het College beoordeelt de nieuwe aanvraag na afwijzing op basis van nieuwe zaaksrapporten. Alleen dan is van een inhoudelijk nieuwe aanvraag na afwijzing sprake. De aanvrager wordt met de kennis van de inhoud van de eerdere beslissing en het advies van de toetsingsadviescommissie en/of de bezwaaradviescommissie waarop de eerdere beslissing van het College is gebaseerd, in staat gesteld de kwaliteit van de onderzoeken en zaaksrapporten te verbeteren.

Op deze algemene regel kan een uitzondering worden gemaakt, namelijk als het gaat om een eerdere afwijzing op grond van artikel 12 lid 2 onder a Brdis, de zogenaamde opleidingseis. Rapporten die zijn geschreven vóór de datum van het eerdere afwijzingsbesluit van het College kunnen worden vermeld op de Lijst van Zaaksinformatie, mits ze zijn opgemaakt binnen de algemeen geldende periode voorafgaand aan het moment waarop de nieuwe aanvraag wordt ingediend.

Artikel 2

  1. Een aanvrager kan gebruik maken van de mogelijkheid om versneld een aanvraag na afwijzing te doen. De aanvrager overlegt in dat geval binnen een termijn van twee jaar na de datum van de eerdere afwijzing bij diens aanvraag de volgende documenten:
    a. per (deel) deskundigheidsgebied drie zaaksrapporten die zijn opgesteld na de datum van het afwijzende Collegebesluit;
    b. de verslagen van supervisie of collegial review die behoren bij de onder a van dit lid bedoelde zaaksrapporten. De verslagen moeten overeenkomstig een door het College vastgestelde format zijn opgesteld en ondertekend.
  2. Op de aanvrager die gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde versnelde aanvraag worden de volgende eisen als bepaald in het Beoordelingskader van het desbetreffende deskundigheidsgebied buiten toepassing gelaten:
    a. het vastgestelde minimum aantal rapporten, of daarmee vergelijkbare zaken zoals omschreven in het desbetreffende Beoordelingskader;
    b. de voor het deskundigheidsgebied voorgeschreven Lijst van Zaaksinformatie;
    c. de mogelijkheid dat van een mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken uit de schriftelijke stukken.
  3. De toetsingsadviescommissie krijgt inzage in het advies van de eerdere toetsingsadviescommissie in het eerdere afwijzende Collegebesluit en, indien van toepassing, in het advies van de bezwaaradviescommissie en in de rechterlijke beslissingen.
  4. Dit artikel blijft buiten toepassing indien het een aanvraag betreft van een aanvrager van wie de aanvraag eerder onder toepassing van dit artikel is afgewezen.

Toelichting

Zoals hiervoor bij artikel 1 is toegelicht heeft het College per deskundigheidsgebied eisen vastgesteld waaraan aanvragers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor registratie na een eerdere afwijzing. Het aantal zaaksrapporten dat een aanvrager moet laten zien blijkt voor enkele deskundigheidgebieden in de praktijk te hoog, wat een te hoge drempel opwerpt om na een eerdere afwijzing een nieuwe aanvraag in te dienen. Een afgewezen rapporteur zou hierdoor onnodig lang worden uitgesloten om een nieuwe  aanvraag tot registratie in te kunnen dienen.

Het is bovendien de vraag of deze eisen wel in verhouding staan tot de hoeveelheid werk die daadwerkelijk nodig is om de eigen deskundigheid zodanig te verbeteren dat een (voorwaardelijke) registratie wel gerechtvaardigd is. Dit is voor het College aanleiding geweest een versnelde aanvraag mogelijk te maken. Dit is begunstigend beleid voor de afgewezen aanvrager. Het beleid komt er, kort samengevat, op neer dat rapporteurs na een eerdere afwijzing onder bepaalde voorwaarden niet aan alle eisen van het  Beoordelingskader hoeven te voldoen. Zo hoeft deze aanvrager niet aan de aantallen op te stellen rapportages of vergelijkbare zaken te voldoen zoals bepaald in de desbetreffende  deskundigheidsgebieden. Dit moet dan wel binnen twee jaar na datum van de eerdere afwijzing gebeuren. Deze periode is ruim genoeg om met de verbeterpunten aan de slag te gaan en tegelijk blijft de kennis van de aanvrager actueel. Het College wil rapporteurs die gemotiveerd zijn met de verbeterpunten aan de slag te gaan, stimuleren een nieuwe aanvraag in te dienen.

Voor zover niet uitgezonderd of aangevuld in het eerste en tweede lid is de toetsingsprocedure geldend voor initiële aanvragers onverkort van toepassing op deze aanvrager. Zo kan de toetsingsadviescommissie bijvoorbeeld altijd nog nadere informatie en/of een aanvullende rapportage opvragen als dat in het kader van de toetsing  noodzakelijk wordt gevonden.

Of een aanvrager van deze mogelijkheid tot het doen van een versnelde aanvraag gebruik wil maken is aan hem. Hij kan er ook voor kiezen een aanvraag in te dienen die volledig voldoet aan de in het Beoordelingskader van het deskundigheidsgebied gestelde eisen, uiteraard met inachtneming van artikel 1 van dit Beleidskader. In theorie, en zeker bij de gebieden waar om een relatief gering aantal rapporten worden gevraagd, kan dat binnen twee jaar.

Eisen aan zaaksrapporten

Voor het College geldt als generiek uitgangspunt voor welke toetsing dan ook dat de rapporten die de aanvrager ten behoeve van de toetsing indient van voldoende kwaliteit  moeten zijn om in de rechtsgang te kunnen worden ingebracht. Zo ook voor de rapporten die in het kader van een aanvraag na eerdere afwijzing worden ingediend. Het moet gaan om rapporten die een goed en breed beeld geven van de competenties van de aanvrager.  De competenties van de aanvrager moeten in de volle breedte aan het Beoordelingskader van het desbetreffende deskundigheidsgebied kunnen worden getoetst. In het register mag tenslotte niet iemand geregistreerd staan van wie het werk van onvoldoende kwaliteit is.

Verslagen van supervisie en collegial review

Het College (en de toetsingsadviescommissie) moeten kunnen beschikken over de verslagen van supervisie of collegial review om een beter inzicht in de verbeterslagen te krijgen. Dit is een verscherping ten opzichte van het Beoordelingskader waar dit alleen op verzoek van de toetsingsadviescommissie of het College moet gebeuren. Niet ieder instituut maakt gebruik van dezelfde wijze van verslaglegging of terminologie. Zo heeft het NFI het over schaduwen en het NIFP over feedbackformulieren. Om de manier van verslaglegging niet teveel uiteen te laten lopen heeft het College een format ontwikkeld. Van de aanvrager die eerder is afgewezen en die gebruik maakt van de mogelijkheid van de versnelde route, wordt verwacht dat hij per zaaksrapport een verslag inlevert dat door de supervisor of collegial reviewer is opgesteld en ondertekend. Tot slot wordt opgemerkt dat  het aan de aanvrager zelf is om de supervisor of de collegial reviewer actief om feedback op zijn of haar specifieke verbeterpunten - zoals in het Collegebesluit (veelal in het Adviesbeoordelingsformulier) genoemd - te vragen, maar het ligt in de lijn van de verwachtingen dat een aanvrager dat in de meeste gevallen zal doen.

Lid 2

Op enkele punten na vindt het College het wenselijk om in geval van de behandeling van en aanvraag na eerdere afwijzing af te wijken van het Beoordelingskader dat op deze aanvrager van toepassing is. De onderdelen a en b van lid 2 zijn hiervoor uitgewerkt en behoeven geen nadere toelichting. Wat betreft onderdeel c zij opgemerkt dat het College het belangrijk vindt dat de aanvrager die eerder is afgewezen altijd mondeling worden getoetst, ook al blijkt uit de schriftelijke stukken dat deze aanvrager aan alle eisen voldoet.  Een aanvrager die eerder is afgewezen moet naar het oordeel van het College worden  onderworpen aan de meest volledige toetsing, derhalve naast de schriftelijke toetsing ook altijd een mondelinge toetsing.

Lid 3

Om te kunnen constateren of de noodzakelijke verbeterslagen voor wat betreft de eerder geconstateerde tekortkomingen ook daadwerkelijk zijn gemaakt, krijgt de toetsingsadviescommissie inzage in het eerdere advies.

Lid 4

Het College verlaagt met deze regeling de drempel van toelating tot het register aanzienlijk. Het is dan ook om deze reden dat het College een duidelijk signaal aan het veld wil afgeven: een afgewezen aanvrager mag één keer gebruik maken van deze regeling. Lukt dat ook deze niet, dan kan aanvrager die dan opnieuw wordt afgewezen niet nogmaals van deze regeling gebruik maken. Als hij of zij echt wil blijven rapporteren zal de betrokken rapporteur de route van artikel 1 moeten volgen. Hij zal dan pas een aanvraag kunnen indienen als hij aan de alle eisen van het Beoordelingskader voldoet.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Dit beleidskader treedt in werking met ingang van 19 februari 2018 en is van toepassing op alle nieuwe aanvragen na een eerdere afwijzing die na deze datum worden ingediend.