‘Alsof je jaren aan een huis bouwt en dan verhuist’

Na ruim tien jaar verlaat Stephanie Pompies het NRGD. Ze doorliep veel verschillende functies binnen de organisatie, die ze zag groeien van een bescheiden register tot een volwassen kwaliteitsorganisatie. Genoeg stof voor een terugblik over groei en het NRGD achter de schermen.

‘Ik kwam hier in 2013 als stagiair. Het NRGD bestond net drie jaar. Ik begon als ondersteuner en groeide door naar junior beleidsmedewerker, beleidsmedewerker en senior beleidsmedewerker. Uiteindelijk werd ik een soort ‘medewerker voor van alles’ en combineer ik een beleidsinhoudelijke rol met IT, informatiebeveiliging volgens CISO, de dagelijkse aansturing van beheer en het aanvraagproces van a tot z. Een soort duizend-dingendoekje.’

Die zijn heel handig. Is dat hoe het NRGD werkt, of trek je dat naar je toe?

‘Omdat we klein zijn, doet iedereen wel extra dingen. Ik heb wel wat overdreven, maar vind de afwisseling ook prettig. Niet elke dag weten wat je gaat doen, maar ook de verrassende kant van het werk mogen doen. Ik was een tijd beleidsmedewerker voor acht gebieden. Uiteindelijk heb ik er daarvan nog twee over: Forensische psychiatrie, psychologie en orthopedagogiek en de Toetsing aan de Wet wapens en munitie. De eerste is het grootste deskundigheidsgebied en heeft vanaf het begin mijn hart gestolen. Door het volume ben je er dagelijks mee bezig. En ook de echte maatwerkdingen komen daar voor.’

Wat bedoel je?

‘Neem Corona. Deskundigen konden toen soms niet genoeg rapporten laten zien bij hun verzoek om herregistratie. Wat doe je dan? Wat ik mooi vind, is dat we uit het veld hebben teruggekregen dat we benaderbaar zijn gebleven en onze menselijke kant lieten zien. Bereid waren en zijn om mee te denken. Het NRGD is niet meer alleen die ‘enge organisatie’ waar je als forensisch deskundige elke vijf jaar door een hoepel moet springen. We zijn ook benaderbaar, hebben oog voor de menselijke kant en we denken graag mee.’

Die dienstverlening sluit aan bij jouw bedrijfsvoerende taken

‘We hebben het aanvraagproces de afgelopen tijd zo lean mogelijk gemaakt. Voor onszelf, maar vooral voor de aanvragers. We hebben alles gedigitaliseerd en minder bureaucratisch gemaakt. Waar mensen voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vroeger met een briefje naar de gemeente moesten, kan dat nu digitaal. Over het digitaal versturen van de verklaring zijn we nog in gesprek met Justis, maar waar we zelf winst konden behalen, hebben we dat gedaan. En dat merk je ook in de doorlooptijd: waar een aanvraag vroeger tussen drie en vier maanden duurde, zitten we nu meestal op zes of zeven weken.’

Waarom ga je weg bij het NRGD?

‘De afgelopen tien jaar waren hartstikke mooi, maar we zijn een kleine organisatie en ik heb wel zo’n beetje elke taak gedaan. Ik wil me graag verder ontwikkelen, vooral in juridisch opzicht. En toen kwam er een vacature op mijn pad. Nu is ongeveer 20 procent van mijn werk juridisch van aard, maar van nature ben ik jurist. Daar ligt mijn hart en dat kriebelt, bijvoorbeeld bij coulanceregelingen. Dat vind ik heel boeiend. We hebben soms beleid, dat niet in alle gevallen past. En dan ga je kijken: is er ruimte en waar zit die dan? Ik word strategisch juridisch adviseur en coördinator Wet open overheid bij Bureau Directieondersteuning van de Belastingdienst. Zowel de individuele verzoeken, bezwaren en beroepen als de strategische kant van het beleid en de brede blik.’

Hoe kijk je naar het NRGD, in vergelijking met tien jaar geleden?

‘Het NRGD is een volwassener organisatie dan tien jaar geleden. Ik denk dat 90 procent van het beleid wel is uitgekristalliseerd. En ik denk dat het NRGD ook bekend is, zowel bij de gebruikers van het register als op het beleidsdepartement in Den Haag. Ik denk dat het NRGD in het veld algemeen geaccepteerd is. Dat men al gauw aan het NRGD denkt als er behoefte is aan forensische kwaliteit.’

Was dat traject moeilijk?

‘Er zijn altijd stromingen. De een denkt: ‘Goed dat we iets aan kwaliteit gaan doen. Daar wil ik aan meewerken.’ En de ander denkt: ‘Hoezo gaan zij iets van mijn werk vinden?’ Dat blijft lastig. Het is vooral de kunst met iedereen on speaking terms te blijven en mensen te betrokken te houden. Simpel gezegd heeft de wet ooit bepaald: er komt een register. Maar ik denk dat we de afgelopen jaren ook met de ketenpartners goede relaties hebben opgebouwd. We zitten aan tafel zitten en leggen niet zo maar iets op. Het gesprek voeren om forensische kwaliteit te bevorderen, het gemeenschappelijke doel. Ik denk dat we daarin een mooie groei hebben doorgemaakt. We zijn niet in een ivoren toren blijven zitten, zeggend: ‘Zo gaan we het doen. Dit is het beoordelingskader.’ ‘ We zijn in gesprek gegaan.’

En waarin kan het NRGD nog groeien?

‘Een groter register zou mooi zijn, met meer mensen en meer gebieden, ook voor het civiele en bestuursrecht. Dat vraagstuk speelt al een aantal jaar. Maar afgezien daarvan denk ik dat er internationaal kansen voor het NRGD liggen. Als ik van buitenlandse toetsers hoor: ’Ik ga bij mijn overheid iets vertellen over het NRGD, want we willen iets soortgelijks oprichten’, dan maakt dat nieuwsgierig. Ik weet dat België een register heeft, al volgen die een andere aanpak. Ik weet dat er van de zijde van de Italiaanse overheid interesse naar het NRGD was. In Engeland hebben we de forensic regulator. Mooi is dat mijn collega's naar Australië reizen voor een internationaal forensisch congres. Dat kunnen we verder groeien, mensen leren kennen, het netwerk en onze bekendheid vergroten.’

Zoals het tien jaar geleden ook begon: jezelf voorstellen

‘Ja, in de kern is dat hetzelfde. Als je ziet hoeveel enthousiasme er op het NRGD af komt als iemand van ons bij een congres is geweest, hoeveel nieuwe aanvragen om registratie je dan krijgt, dan is dat heel mooi.’

Jij ziet na zo’n congres: hup, een stijging in het aantal aanvragen?

‘Jazeker. En is het geen aanvraag, dan is het wel een toetser. Dan zie je het effect van één op één contact. Het trekt mensen over de streep. Of misschien was er geen grens, maar brachten wij ze op een idee. Bij sommige gebieden zijn mensen terughoudend: ‘Waarom zou ik mijzelf moeten inschrijven? Ik krijg mijn zaken toch via de rechter-commissaris?’ Zo’n informeel gesprek helpt dan. In principe kun je als je in het register staat rechtstreeks benoemd worden door het Openbaar Ministerie (OM). Sta je niet geregistreerd, dan kan je worden benoemd via de rechter-commissaris. Maar ik denk dat er bijvoorbeeld op FPPO-gebied eigenlijk niet meer buiten het register benoemd wordt. Bij andere gebieden komt dat nog wel voor en dat vind ik jammer. Dan merk je dat het helpt als je op een congres mensen ontmoet die zich nadien toch laten inschrijven in het register. Dat is goed voor het register, maar ook voor het systeem. Allereerst moet het register natuurlijk genoeg mensen bevatten om de vraag naar deskundigenrapportages te dekken. Maar daarbij komt dat, als je naar de natuurwetenschappelijke gebieden kijkt, het NFI vaak optreedt als hoofdleverancier van deskundigen. Op zichzelf is daar niets verkeerd aan, maar als een advocaat een contra-expertise wil en dat alleen kan wanneer een NFI’er het werk van een NFI-collega over doet, dan kan dat ongewenst zijn. Je wilt meer keus hebben. Ik kom dan weer bij mijn paradepaardje: het buitenland. Meer doen in internationaal verband. Al heeft ook dat weer zijn uitdagingen en beperkingen.’

Is de strafrechtwereld meer in NRGD-termen gaan denken?

‘Ik denk dat we een brug hebben geslagen tussen wetenschappelijke deskundigen en strafrechtelijke gebruikers. Ik hoor van juridische toetsers dat zij veel meer inzicht krijgen in het deskundigenbewijs doordat ze toetsen. Je kunt niet alle juristen veranderen in toetsers of omgekeerd. Maar we hebben ook kennislunches, waarbij een deskundige dingen uitlegt. Voorbeeld: ‘Wat is een cookie?’ Die bijeenkomst werd goed ontvangen en ik zou het NRGD aanraden daarmee door te gaan.’

Een soort kennisplatform

‘Precies. De brug slaan. Als strafrechter zou ik ter zitting ook niet vragen: ‘Kan iemand even in jip-en-janneketaal uitleggen wat een cookie is?’ Dan is het fijn als je zo'n kennislunch organiseert en iemand laagdrempelig vragen kan stellen. Dat hebben we een aantal keer gedaan op het gebied van Digitale Forensisch Onderzoek (DFO). Neem een onderzoek door het Pieter Baan Centrum. Wat gebeurt daar precies? Of wat gebeurt er met je als je in een psychose belandt? Wat betekent ‘verminderd toerekeningsvatbaar’ en wat kan ik nog wel vragen als iemand weigert mee te werken aan een psychologisch onderzoek? Forensische psychiatrie en psychologie zijn grote gebieden. Daarmee krijgt vrijwel iedereen in de strafrechtketen te maken. Ik denk dat veel deskundigen dergelijke sessies best zien zitten. Je houdt altijd mensen die zeggen: ‘Ik hoef niet, ik snap het allemaal wel.’ Misschien kunnen we daar iets van opleidingspunten aan hangen. Daarmee lok je ook altijd wel mensen. Maar ik denk dat het merendeel er sowieso al prijs op zou stellen.’

Je zou het kunnen inventariseren

‘We hebben een aantal kennismiddagen bij de rechtbank georganiseerd voor het gebied Digitaal Forensisch Onderzoek (DFO). Toen kreeg ik de vraag of we dat ook konden organiseren voor het OM. En natuurlijk is het niet onze core business, dus moeten we kijken of we daar mensen en budget voor kunnen regelen. Misschien moeten we het in Den Haag onder de aandacht brengen, kijken of we daar een FTE voor kunnen krijgen, of een projectbudget. Als het gaat om het verbeteren van kwaliteit geldt dat het vergroten van kennis ook zorgt voor betere kwaliteit. Ik denk soms dat er zoveel zaken op je afkomen dat je denkt: ‘Laten we zorgen dat de core business op orde blijft.’ Dat moet natuurlijk, maar dan loop je wat dit soort onderwerpen betreft achter de feiten aan. Maar ja: dan kom ik uit bij het stukje financiën en mankracht. Daarin hebben we onszelf tekort gedaan. We hebben steeds de broekriem aangetrokken. Kijken of we dingen nog leaner konden oplossen. Nobel, maar achteraf hoorden we uit Den Haag dat we wel heel bescheiden waren.

Past dat niet bij de evolutie van het NRGD? In het begin moest er nu eenmaal veel gebouwd worden

'De IT-systemen vormen echt de winst van de afgelopen jaren. Er staat nu een stabiel systeem. Vroeger kwam ook alles per post binnen. Nu verloopt bijna alles digitaal. Dat spaart zeker wel wat fte uit. Maar we groeien nog steeds met gebieden, al blijft het budget gelijk. Dat schuurt en op een gegeven moment is de rek er wel echt uit.’

Je had het over bescheidenheid. Zijn we te bescheiden?

‘Ik denk het wel. Het NRGD mag best uitdragen dat we in dertien jaar een mooi, stabiel systeem hebben neergezet. We hebben een register waar mensen op kunnen bouwen. De deskundigheidsgebieden zijn volwassen en volop in ontwikkeling en het register heeft oog daarvoor. Ik denk dat het NRGD qua kennis, kennisdeling en kwaliteitsbevordering heeft bewezen z'n steentje bij te dragen. Ik denk dat we inmiddels zoveel hebben gezien in het kader van kwaliteitsverbetering, normeringen en registraties dat je dat prima breder kunt inzetten dan alleen voor forensische gebieden.’